Eén op drie Belgen ziet geen kans tot sparen

Eén derde van de Belgische bevolking heeft de voorbije twaalf maanden niet kunnen sparen. De reden moet meestal gezocht worden bij budgettaire beperkingen, omdat alle financiële middelen worden gebruikt voor het dagelijkse levensonderhoud.

Dat blijkt uit een onderzoek van de krant De Tijd, Radio 1 en Wikifin bij duizend Belgen. Gezinnen die wel kunnen sparen, zeggen meestal geld opzij te zetten om onverwachte kosten te betalen. Tevens bleek dat 75 procent de voorbije twaalf maanden zijn spaarcenten heeft moeten aanspreken. In de eerste plaats wordt daarbij gewag gemaakt van onverwachte kosten (30 procent), maar ook wordt vaak gewezen naar kleine aankopen.

Ouderen

Uit het onderzoek blijkt dat 67 procent van de Belgen de voorbije twaalf maanden heeft kunnen sparen. In de leeftijdsgroep tussen vijfentwintig en vierendertig jaar loopt dat cijfer op tot 80 procent, maar in de categorie tussen vijfendertig en vierenveertig jaar valt de populatie spaarders al terug tot 60 procent. Tussen vijfenveertig en vierenzestig jaar kan opnieuw een toename tot ongeveer 70 procent worden gemeld, maar bij de vijfenzestigplussers kan nog slechts 50 procent geld opzij zetten. Daarnaast werd vastgesteld dat bij de huiseigenaars 72 procent maandelijks kan sparen, maar bij huurders geldt dat slechts voor 55 procent. Wanneer men toch de mogelijkheid heeft geld opzij te zetten, wordt maandelijks een gemiddeld bedrag van 326 euro gespaard. Tussen vijfentwintig en vierendertig jaar en tussen vijfenveertig en vierenvijftig jaar loopt dat bedrag op tot 217 euro. Tussen vijfendertig en vierenveertig jaar valt dat cijfer echter terug tot een dieptepunt van 129 euro. Tussen vijfenvijftig en vierenzestig jaar is er nog sprake van 188,5 euro per maand, terwijl vijfenzestigplussers maandelijks nog 172,5 euro opzij zetten. Een meerderheid van de ondervraagden geeft wel aan gefrustreerd te zijn door zijn beperkte spaarmogelijkheden. Om geld opzij te zetten wordt vooral geopteerd voor de spaarrekening en het pensioensparen, gevolgd door de zichtrekening, beleggingsfondsen en aandelen. Vastgoed en goud genieten weinig bijval.