Duitsland deed sinds de eeuwwisseling niets voor de andere economieën van de eurozone

Duitsland heeft sinds de eeuwwisseling voor de andere economieën van de eurozone weinig of niets gedaan. Dat blijkt uit een reeks grafieken die de Franse zakenbank Natixis publiceert in een nota aan haar klanten.

Tussen 2000 en 2006 voerde het land een binnenlandse devaluatie door. Daarbij sneed men flink in de arbeidskosten en de sociale bijdragen van de bedrijven. Schröders hoofddoel was de werkloosheid in Duitsland te verlagen, het concurrentievermogen op te krikken en marktaandeel over te nemen van andere landen van de eurozone. Hij kreeg daarbij de hulp van Peter Hartz, een manager van Volkswagen. Die tekende een volledige hervorming van de arbeidsmarkt uit. In de periode 2003-2005 voerde men het plan dan in zijn geheel uit.

Een eerste grafiek maakt duidelijk dat Duitsland rond de eeuwwisseling een groot probleem had tegenover landen als Frankrijk en Spanje, waar de loonkosten een fractie bedroegen van de Duitse loonkosten.

Schröder besliste toen een interne devaluatie van de Duitse arbeidsmarkt door te voeren waardoor de arbeidskosten (volle paarse lijn in volgende grafiek) tegen 2008 significant waren gedaald.

Deze strategie leverde snel vruchten af: naast de export (grafiek 4A) stegen ook de industriële productie en de bedrijfsinvesteringen.

Toch ging het om een niet-coöperatieve strategie.  De enige doelstelling was om marktaandeel af te snoepen van de andere landen van de eurozone. Dat Duitsland daarin met brio slaagde valt af te leiden uit volgende grafiek (4B). Frankrijk en Italië zijn de belangrijkste slachtoffers: daling van de export, stagnering van investeringen en industriële productie.

Het post-2012-tijdperk: Duitsland investeert zijn handelsoverschotten  niet in de eurozone maar voornamelijk in de VS

Sinds 2012 is het Duitse handelsoverschot dankzij de toegenomen export enkel gegroeid. Maar dat overschot wordt niet aan de andere landen van de eurozone geleend. Dat blijkt uit het feit dat het Duitse externe surplus niet correspondeert met het externe tekort van de andere landen van de eurozone.

De volledig non-coöperatieve Duitse politiek tegenover de rest van de eurozone

Sinds 2012 kiest Duitsland ervoor om zijn spaargeld aan de rest van de wereld te lenen (voornamelijk aan de Verenigde Staten), en niet aan andere landen van de eurozone zoals blijkt uit grafiek 6 die de in de eurozone aangehouden hoeveelheid [Amerikaanse] staatsobligaties weergeeft. Er is dus sprake van een volledig non-coöperatieve Duitse politiek tegenover de rest van de eurozone. Duitsland investeert zijn spaargeld niet in de rest van de eurozone. Het wordt aangewend om investeringen en openbare uitgaven te financieren in de rest van de wereld. Wat op zijn beurt de investeringen in de eurozone verzwakt.

Duitsland opnieuw in de problemen

Duitsland komt vandaag na 2 gouden decennia opnieuw in de problemen. De Duitse autoproductie (14% van de Duitse werkgelegenheid) is in het eerste halfjaar van 2019 met 10% gedaald. De PMI (Purchasing Managers Index) noteert deze maand op 41,4, de laagste stand sinds 2009. Analisten noemen het cijfer ‘angstaanjagend’.

Die Purchasing Managers Index geeft een beeld van de industrie en de dienstensector in de eurozone. Hij wordt samengesteld op basis van de bevraging van inkopers in grote bedrijven. Daarbij vraagt men naar productie, nieuwe bestellingen, exportbestellingen, werkgelegenheid, levertijden, voorraden etc.

Economen verwachten zich opnieuw aan een weinig coöperatieve houding van de Duitsers. Eerder dan hun overschotten in eigen land te investeren (grote infrastructuurwerken), dreigt een nieuwe collectieve loonmatiging. Net zoals dat in 2000 – 2005 het geval was.

Meer