Deeleconomie heeft de arbeidsmarkt allerminst op zijn kop gezet

De ramingen over de impact van de deeleconomie op de arbeidsmarkt bleken een overschatting. De resultaten werden scheefgetrokken door de impact van de economische recessie een decennium geleden en inferieure statistische data. Dat zeggen de Amerikaanse economen Alan Krueger (Princeton University) en Lawrence Katz (Harvard University).

Dezelfde onderzoekers hadden vier jaar geleden zelf nog aangegeven dat de deeleconomie een duidelijke impact had op het karakter van de menselijke arbeid. Toen ze echter recente data raadpleegden, moesten de wetenschappers concluderen dat de deeleconomie de Amerikaanse arbeidsmarkt nauwelijks heeft veranderd.

Tijdelijk

“De originele studie vertrok van ondeugdelijke stellingen,” erkennen Krueger en Katz. “Enerzijds is gebleken dat de deeleconomie oorspronkelijk een grotere omvang leek te krijgen omdat de traditionele arbeidsmarkt in de nasleep van de recessie lange tijd een zwakke periode doormaakte. Nu blijkt dat de deeleconomie geen permanente verandering heeft veroorzaakt in de relatie tussen de werknemers en hun opdrachtgevers.”

“Daarentegen moet worden geconcludeerd dat activiteiten in de deeleconomie voor arbeidskrachten vooral een tijdelijke oplossing waren om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Wanneer de economie weer normaal werd, keerden de meesten terug naar meer vertrouwde werkarrangementen.”

“Daarnaast moet worden geconcludeerd dat de officiële statistieken over alternatieve werksystemen op basis van gebrekkige gegevens waren samengesteld,” betogen de economen. “Studies die deze data gebruikten, moesten dan ook wel tot een verkeerde conclusie komen.”

Krueger en Katz kwamen vier jaar geleden tot de vaststelling dat 15,8 procent van de Amerikaanse werknemers een alternatief arbeidsstatuut – van tijdelijk werk tot een zelfstandige activiteit – kende, tegenover 10,7 procent in het midden van het voorbije decennium. Hun recente herziening toonde echter dat ook midden dit decennium alternatieve activiteiten nog steeds slechts een aandeel van 10,1 procent hadden in de totale arbeidsmarkt.

Vastgoedcrisis

“Geschat moet worden dat de markt van de alternatieve arbeid in werkelijkheid maximaal één tot twee procentpunten is gestegen,” aldus Krueger en Katz. “Men moet er rekening mee houden dat de Amerikaanse economie voor de uitbraak van de recessie een sterke groei kende. Het bruto binnenlandse product kende een stijging met ongeveer 3 procent per jaar. Bovendien had ongeveer 63 procent van alle Amerikanen een baan.”

“De vastgoedcrisis die twaalf jaar geleden opdook, deed dat systeem instorten. In het midden van dit decennium had de economie slechts een matig herstel laten blijken. De groei van de economie was teruggevallen tot 2 procent en de werkgelegenheid was met 4 procentpunt gedaald. Dit bood aan de bevolking een vruchtbare omgeving om met deelwerk te experimenteren. Maar dat vertegenwoordigde geen permanente verandering.”

“Bovendien is gebleken dat ook in de antwoorden van de enquêtes onvolkomenheden zijn gebleken,” zeggen de economen nog. “Wanneer respondenten hun eigen situatie moeten omschrijven, wordt slechts zelden van een secundaire baan gewag gemaakt. Wanneer daarentegen gevraagd wordt naar het statuut van hun partner, wordt daarentegen wel vaak naar de deeleconomie verwezen. In onze oorspronkelijke economie werden geen aanvullende vragen over partners gesteld, waardoor een aanzienlijke discrepantie mogelijk werd.”

Meer