Hoe Indiërs de Antwerpse diamanthandel overnamen van de orthodoxe joden

Aandacht voor België deze week op nieuwswebsite Quartz. In een lang artikel gaat een Indische journalist van de website op zoek naar de geschiedenis van de Indiërs in de Antwerpse diamanthandel. Hoe slaagden ze erin van arme immigranten op te klimmen tot miljardairs die wereldwijd diamanten verhandelen? En hoe komt het dat de orthodoxe joden hun dominante positie in de diamantwijk kwijtraakten aan de Indiërs?

Hoewel veel buitenlanders de Antwerpse diamanthandel nog altijd associëren met de orthodoxe joden, getuigt journalist Pallavi Aiyar in Quartz dat men in de Hoveniersstraat tegenwoordig vooral Shahs en Mehtas aantreft.

Die typisch Indische familienamen hebben de Epsteins of Finkelsteins grotendeels verdrongen uit de diamantwijk. Indiërs controleren nu zowat driekwart van de diamanthandel en daarmee bekleden ze dezelfde plaats als de joden enkele decennia geleden.

Connecties en een neus voor zaken

De Indische families die vanaf de jaren zestig in Antwerpen begonnen toe te stromen, hadden niet veel geld of bezittingen. Wat ze wel hadden was een neus voor zaken. Ze slaagden erin in de diamantmarkt een niche te creëren voor kleine stenen en ruwe diamanten van lage kwaliteit, sectoren waarin de joden niet geïnteresseerd waren.

Bovendien hadden de Indiërs geen behoefte aan de lokale diamantnijverheid, die in de jaren zeventig nog altijd een grote bloei kende. Zij wisten dat ze in hun thuisland, meer bepaald in de stad Surat in de regio Gujarat – de regio waaruit ook de meeste Antwerpse Indiërs afkomstig zijn – beroep konden doen op veel goedkopere diamantarbeiders.

“Voor ons is het versturen van diamanten voor verwerking naar India niet zozeer outsourcing dan wel homesourcing,” verduidelijkt de eigenaar van het Antwerps-Indische diamantbedrijf Indigems. Dankzij dat belangrijke voordeel konden de Indische diamanthandelaars hun winstmarges steeds groter maken en langzaam op de ladder klimmen.

Om hun bedrijven vervolgens wereldwijd uit te bouwen, konden de Antwerpse Indiërs blijkbaar bovendien altijd op familie rekenen. Traditioneel zijn de aanhangers van het Jain-geloof, zoals de meeste Gujarati’s in Anwerpen, heel sterk verweven met hun uitgebreide familie.

“We hebben altijd wel een neef die we blind kunnen vertrouwen en naar gelijk welk land sturen om er een zaak op te starten,” getuigt Dilip Mehta, chief executive van diamantproducent Rosy Blue.

De joden hadden deze uitgebreide familiebanden niet en dat berokkende hen volgens Mehta bijzonder veel nadeel. Volgens hem moet een goede diamantair connecties hebben die zich uitstrekken van de productiemijnen in Afrika, over het handelscentrum Antwerpen tot de nijverheid in China en India en de juwelierscentra zoals New York, Hong Kong of Dubai.

Expats

Maar de echte sleutel tot het succes van de Indiërs in Antwerpen is volgens Mehta echter hun harde werk. “De joden begrepen onze competitiviteit niet,” voert hij aan. “Wij zijn getrouwd met ons werk. We werken ’s nachts, in de weekends. We doen alles wat nodig is om een klant te krijgen. En we willen zelfs zo hard werken voor kleine winstmarges.”

Mehta, die negen jaar geleden van de Belgische koning de titel van baron kreeg en daar bijzonder trots op is, stelt vast dat de meeste Indiërs in Antwerpen niet veel contact hebben met hun omgeving. Toen ze aankwamen voelden ze zich ongemakkelijk en beschaamd in een cultuur die ze niet kenden.

En doordat hun kinderen grotendeels naar internationale scholen gingen, spreken velen geen Nederlands. “De meesten van ons leven hier als expats,” bevestigt een jonge Antwerpse Indiër aan de journalist van Quartz. “België is enkel voor zaken, het is niet onze thuis.”

Meer