Tiental Europese miljardairsfamilies had banden met de nazi’s

De Duitse krant Bild publiceerde recent een reportage over banden die de industriële familie Reimann tijdens de tweede wereldoorlog met het Nazi-regime had gehad. Het Amerikaanse magazine Forbes benadrukt echter dat Reimann niet de enige Duitse industriële dynastie is die moet toegeven op een af andere manier met het regime van Adolf Hitler te hebben samengewerkt. Dat geldt zelfs voor een aantal grote bedrijven in andere Europese landen.

Sommige economen wijzen er echter op dat het in de periode van de tweede wereldoorlog vaak onmogelijk was om niet aan de oorlogsmachine van Nazi-Duitsland mee te werken.

Dwangarbeid

De familie Reimann is eigenaar van het concern JAB Holdings, eigenaar van merken zoals Krispy Kreme, Panera Bread en Pret a Manger. Vertegenwoordigers van het bedrijf gaven toe tijdens het Nazi-regime van Russische burgers en Franse krijgsgevangen als dwangarbeiders te hebben ingeschakeld. De familiepatriarchen bleken ook lid te zijn geweest van de Nazi-partij.

“De familie wijst er daarbij echter ook op aan de Duitse historicus Paul Erker de opdracht te hebben gegeven een onderzoek in te stellen naar de activiteiten van de onderneming tijdens de tweede wereldoorlog. Dat werk zou volgend jaar klaar moeten zijn. De familie betaalt ook 11 miljoen dollar aan een organisatie voor mensenrechten.”

“Echter niet alleen de familie Reimann kan ervan worden beticht tijdens de tweede wereldoorlog zakelijk met het Nazi-regime te hebben samengewerkt,” benadrukt Forbes. “Meer dan een dozijn Europese miljardairs en hun families hadden banden met het nazisme. Zij profiteerden van contracten of slavenarbeid of van de toeëigening van gestolen goederen of andere activa.”

Het magazine verwijst onder meer naar groepen zoals Kuehne+Nagel, Knorr-Bremse, Quandt, Bosch of Bertelsmann. Buiten de Duitse grenzen vallen onder meer de namen van bedrijven zoals L’Oreal of Ikea.

“Dit soort verhalen mogen geen verbazing wekken,” zegt de Duitse historicus Roman Köster. “Tegen het einde van de oorlog was een derde van alle werknemers in Duitsland het onderwerp van dwangarbeid. Nagenoeg elk productiebedrijf was op dat ogenblik op een of andere manier bij de oorlogseconomie betrokken. Al vroeger in de oorlog was het voor Duitse bedrijven bijzonder ingewikkeld gebleken om zich afzijdig te houden.”

Verontschuldigingen

Een groot aantal van de betrokken bedrijven heeft zijn banden met het Nazi-regime openlijk erkend. De meesten hebben zich voor die collaboratie ook verontschuldigd. Financiële compensaties zijn volgens Karthik Ramana, professor bedrijfskunde aan de Oxford University, echter zeldzaam.

De betrokken bedrijven profiteerden niet alleen van dwangarbeid. “Vriendschappelijke banden met Nazi-leiders konden vaak lucratieve contracten opleveren,” benadrukt Christopher Kopper, professor bedrijfsgeschiedenis. “Net zoals de meerderheid van de Duitse burgers, besloten ook vele ondernemers om voor een opportunistische houding te kiezen.”

Er zijn wel enkele verhalen van bedrijfsleiders die zich tegen een samenwerking met Nazi-Duitsland bleven verzetten. “Een voorbeeld daarvan is de Fransman Marcel Dassault,” aldus Forbes. “Dassault bouwde vliegtuigen voor het Franse leger. Nadat Duitsland de controle over Frankrijk had overgenomen, weigerde Dassault nog langer te leveren. Hij kwam uiteindelijk terecht in het concentratiekamp Buchenwald, dat hij wel zou overleven.”

“Maar zelfs bedrijven met een duidelijk afkeer tegenover het Naziregime, kozen uiteindelijk toch voor een samenwerking. Dat is onder meer het geval bij Bosch. De familie steunde diverse verzetsgroepen en hielp Joden financieel om naar het buitenland te ontsnappen. Maar toch was het bedrijf diep betrokken bij de Duitse oorlogseconomie. Bosch zou ook van duizenden dwangarbeiders gebruik maken.”

“Men zou heel wat moeite hebben om een Duits bedrijf te vinden dat tijdens de tweede wereldoorlog actief was en op geen enkele manier op een band met het Nazi-regime kon worden betrapt,” voert de historicus Köster aan.

Meer