Vergrijzing kan eerder een troef dan een nadeel worden

De maatschappij ziet de vergrijzing van zijn bevolking als een grote uitdaging. Gewag wordt gemaakt van een cruciaal probleem, dat bijzonder zwaar op de economie kan wegen. Die visie vertrekt echter wellicht vanuit een overdreven pessimistische invalshoek, want de veroudering van de bevolking kan ook een belangrijke meerwaarde – zowel voor het individu als de economie – worden. Dat zegt Sacha Nauta, financieel correspondent van het magazine The Economist.

Om die opportuniteiten te kunnen realiseren moet volgens haar echter het idee over de levensloop van het individu grondig worden bijgestuurd.

Gezondheid

“Om dat nieuwe idee te kunnen realiseren, moet er vooral voor worden gezorgd dat vijfenzestigplussers meer actieve participanten aan de economie worden,” betoogt Sacha Nauta. “Dat begint met de vaststelling dat de hedendaagse senioren vaak nog over een perfecte gezondheid beschikken. Ze zijn veel beter in conditie dan de vorige generaties op diezelfde leeftijd.”

“In de meeste lidstaten van de Europese Unie groeit de gezonde levensverwachting bij vijftigjarigen sneller dan de levensverwachting zelf. De periode van verminderde vitaliteit en slechte gezondheid tegen het einde van het leven wordt dan ook gecomprimeerd. De officiële pensioenleeftijd is de voorbije eeuw daarentegen nauwelijks gestegen.”

“Toen Otto von Bismarck in het laatste kwart van de negentiende eeuw het officieel pensioen invoerde, werden vanaf zeventig jaar – later bijgesteld tot vijfenzestig – uitkeringen mogelijk,” verduidelijkt Nauta. “Op dat ogenblik had de bevolking van Pruisen een levensverwachting van vijfenveertig jaar. Tegenwoordig wordt 90 procent van de bevolking van de rijkere wereld minstens vijfenzestig jaar.”

“Toch is de officiële pensioenleeftijd tegenover het tijdperk van Bismarck ongewijzigd gebleven. De instellingen en markten blijken onvoldoende mee te evolueren met het fenomeen van een langer en productiever leven.”

Breuk

“De arbeidsmarkt en de sociale zekerheid gaan er vanuit dat men op zestig of vijfenzestig jaar met een plotse breuk in de levensloop wordt geconfronteerd,” zegt de journaliste. “De rijke wereld creëerde echter nieuwe levensfase, tussen het einde van de conventionele werkende leeftijd en het begin van de traditionele ouderdom, die naar een gevoelig hogere leeftijd is geschoven.”

“Deze nieuwe fase vertegenwoordigt meestal een relatief goede gezondheid en een actieve levensstijl. Daarbij wordt getracht naar financiële zekerheid, maar wordt tegelijk gestreefd naar alternatieven voor de traditionele pensioenproducten. Deze nieuwe bevolkingscategorie wil en kan ook langer professioneel actief blijven.”

“Dat kan een belangrijke economische meerwaarde – als werknemer en consument – betekenen,” beklemtoont Nauta nog. “Het oude idee van een levenscyclus in drie fasen – onderwijs, werk, pensionering – is echter zo diep geworteld dat werkgevers deze oudere groep weinig kansen biedt, terwijl het bedrijfsleven en de financiële industrie ook onvoldoende producten en diensten voor oudere consumenten heeft voorzien. De geschiedenis heeft nochtans duidelijk aangetoond dat de identificatie van een nieuwe levensfase aanleiding kan geven tot een diepe institutionele veranderen.”

Kindertijd

Daarbij verwijst Nauta onder meer naar de introductie van de kindertijd in de negentiende eeuw. “Dat leidde tot nieuwe wetten voor onder meer kinderbescherming en leerplicht, maar werden in de industrie ook een reeks nieuwe producten – zoals speelgoed en kinderboeken – gecreëerd,” aldus de journaliste.

“Een gelijkaardig fenomeen kon worden vastgesteld met de opkomst van de tieners in de jaren veertig van de voorbije eeuw. Deze nieuwe bevolkingsgroep bleek zich als een belangrijke bron van inkomsten te manifesteren, dankzij hun bereidheid om parttime te werken en dat inkomen aan nieuwe goederen en diensten uit te hebben. Deze levensstadia zijn sociale constructies, maar hebben reële consequenties.”

“Om de hogere levensverwachting te kunnen financieren, moeten een aantal concepten fundamenteel worden herdacht,” betoogt Nauta. “Men gaat er nog altijd vanuit dat mensen op hun vijfenzestigste verjaardag plots van een netto-toeleverancier van de economie in een netto-vervanger van uitkeringen verandert.”

“Door de langere gezonde levensduur zal dat proces in de toekomst echter geleidelijker en genuanceerder verlopen. Dat kan ook een grotere markt worden, op voorwaarde dat het bedrijfsleven producten en diensten ontwikkelt die aan de behoeften van deze nieuwe klantengroep voldoen.”

“Uiteraard zal een langere professionele carrière een cruciaal onderdeel van deze nieuwe benadering zijn,” geeft de journaliste aan. “Er kan echter ook veel worden gerealiseerd door de introductie van betere pensioenproducten, die vooral over een grotere flexibiliteit zouden moeten bieden.”

“De burger moet aangespoord worden om voor zijn pensioen meer geld opzij te zetten, maar ook zouden senioren moeten worden gestimuleerd meer uit te geven en minder te sparen. Dat kan echter alleen indien de verzekeraars een beter aanbod zouden introduceren om mensen tegen de grote problemen – zoals dementie of hoge ouderdom – te beschermen.”

Meer