Vinden activistische investeerders vrouwelijke bedrijfsleiders een gemakkelijk doelwit?

Indra Nooyi, Marissa Mayer, Ellen Kullman, Irene Rosenfeld, Meg Whitman en Mary Barra hebben als vrouwelijke iconen van het Amerikaanse bedrijfsleven de voorbije jaren allemaal met een opvallend aandeelhouders-activisme moeten afrekenen. Dat merkt Andrew Ross Sorkin, financieel columnist van de Amerikaanse krant The New York Times op.

Bij de vijfhonderd grootste Amerikaanse bedrijven in de ranglijst van Standard & Poor’s worden amper drieëntwintig vrouwelijke chief executives geïdentificeerd. Een kwart van die groep is dan ook recent op de korrel genomen door aandeelhouders of investeerders. Het is volgens Sorkin de vraag of achter deze cijfers een fenomeen schuil gaat.

Vooringenomenheid?

“Investeerder Nelson Peltz heeft de voorbije jaren zware aanvallen gericht aan het adres van zowel Indra Nooyi van Pepsico, Ellen Kullman van Dupont en Irene Rosenfeld van Mondelez,” zegt Andrew Ross Sorkin. “Dat heeft Patricia Sellers, redacteur bij het magazine Fortune, de vraag doen rijzen of Peltz misschien een probleem zou hebben met vrouwen.”

De columnist wijst echter ook naar het fonds Starboard Value, dat zware kritieken heeft geuit op Marissa Mayer van Yahoo, terwijl Kyle Bass druk probeert te zetten op Mary Barra van General Motors en Ralph Whitworth eerder al Meg Wtihman van Hewlett-Packard op de korrel heeft genomen.

“Hoe kan die opmerkelijke kritiek worden verklaard?” merkt Andrew Ross Sorkin op. “Leveren bedrijven onder een vrouwelijke leiding inderdaad slechts matige prestaties of beschouwen activistische investeerders – zonder uitzondering mannen – vrouwen als een gemakkelijk doelwit?”

Elke investeerder die over het fenomeen werd geïnterpelleerd, ontkende volgens Sorkin met grote verontwaardiging elke vooringenomenheid tegen vrouwelijke bedrijfsleiders en stelde dat uitsluitend de prestaties van de betrokken ondernemingen en zeker niet het geslacht van de chief executive aan de basis lagen van hun kritieken of initiatieven.

Compromissen sluiten

Sorkin wijst naar een aantal studies waaruit moet blijken dat bedrijven met vrouwelijke chief executives nochtans vaak betere prestaties laten optekenen dan ondernemingen die door mannelijke collega’s worden geleid, maar andere research toont volgens hem aan dat investeerders zich toch op vooroordelen laten betrappen.

“Die studies wezen uit dat mannelijke bedrijfsleiders door de investeerders veelal meer geschikt worden geacht voor hun taak dan vrouwelijke collega’s,” merkt de columnist op. “Ander onderzoek wees uit dat vrouwen sneller geneigd zijn tot compromissen en minder vaak een gevecht willen aangaan, waardoor ze voor activisten mogelijk een aantrekkelijker doelwit zouden lijken.”

Ook merkt Sorkin op dat het voorbije decennium 38 procent van de vrouwelijke chief executives in de Verenigde Staten werd vervangen. Bij mannelijke bedrijfsleiders daalt dat cijfer tot 27 procent. Misschien hebben onbewuste percepties en culturele erfenissen vogens de columnist een invloed op de acties van de investeerders.

Sorkin merkt op dat gecontacteerde vrouwelijke bedrijfsleiders geen commentaar wensten te geven over het probleem en aangaven dat vrouwen op hun eigen verdiensten beoordeeld dienden te worden. “Eén chief executive liet echter verstaan dat de vaststellingen niet zonder belang zijn,” stipt hij aan. (mah)

Meer