Waarom gaat niemand nog naar de kerk?

De katholieke kerk slaagt er niet om het verlies aan populariteit om te keren. Daarvoor kunnen verschillende redenen worden geciteerd, maar in grote mate moet het probleem toch in eigen kring worden gezocht. Dat zegt Pierre-Marcel Favre, columnist van de Zwitserse krant Le Temps.

Volgens hem moet er in eerste instantie gewezen worden naar het Tweede Vaticaans Concilie uit de eerste helft van de jaren zestig, waar toenmalig paus Johannes XXIII een aantal fundamentele hervormingen heeft doorgevoerd.

Weekend

“Op het einde van de jaren zestig waren 94 procent van de jonge Fransen gedoopt, terwijl 25 procent elke zondag naar de mis ging,” zegt Favre. “Vandaag gaat nog amper 2 procent naar de kerk, terwijl in de leeftijdsgroep tot zeven jaar nog slechts 30 procent is gedoopt. Dat probleem kan niet aan een enkel fenomeen worden toegeschreven.”

“Er moet immers met een aantal opmerkelijke evoluties rekening worden gehouden. In eerste instantie moet worden gewezen naar de opkomst van het weekend-concept. Nadat beslist werd de scholen op zaterdag te sluiten, werd immers een belangrijke mogelijkheid voor nieuwe vrijetijdsbesteding geboden.”

“Gezinnen konden voor het hele weekend op uitstap naar de bergen, het platteland of de kust,” betoogt Favre. “Door de auto werden daarbij ook grotere verplaatsingen mogelijk. Later zou budgetvliegers het probleem nog verscherpen.”

Daarnaast was er uiteraard ook de nieuwe tijdsgeest, die zich vijftig jaar geleden vooral manifesteerde met studentenonlusten.

Cultuur

“Toch was er meer aan de hand,” zegt Favre. “Men kan immers niet beweren dat er een algemene ontkerstening moest worden geregistreerd. Vooral de katholieke kerk bleek met een belangrijke leegloop geconfronteerd te worden. Aan de basis daarvan lag dan ook het Tweede Vaticaanse Concilie.”

“Paus Johannes XXIII had met het concilie nochtans nobele doelstellingen,” zegt Favre nog. “Men probeerde immers aan het katholicisme een nieuw imago te bezorgen. Johannes wou het katholicisme moderniseren en poogde de liturgie door een zachte en geleidelijke hervorming aan te passen.”

“Daarbij moest de misviering vooral toegankelijk worden voor de gelovigen, die voortaan een eredienst in de eigen landstaal kregen. Tot dan toe werden de missen in het Latijn opgedragen. Ook het sacrament van de biecht werd gemarginaliseerd, net zoals het vasten op vrijdag en de nuchtere communie. Ook met de soutane van de priesters werd komaf gemaakt.”

“Deze veranderingen zijn blijkbaar niet door alle gelovigen in dank afgenomen,” aldus Favre. “Velen voelen zich misleid. Ze ervaren dat hun vroegere rituelen blijkbaar fout waren. De hervormingen moesten de katholieke kerk dichter bij de gewone mens brengen, maar dat lijkt niet gelukt te zijn.”

“Er werd een einde gemaakt aan een praktijk die onderdeel van de cultuur was geworden. In plaats daarvan werd een kerk gecreëerd die veel minder op zuivere vroomheid was gericht. Verplichting werd vervangen door engagement. Dat heeft er echter vooral toe geleid dat gelovigen massaal hebben afgehaakt.”

“Wie het ritueel afschaft, dreigt ook de sfeer te ondermijnen,” betoogt de columnist. Hij verwijst daarbij naar Guillaume Cuchet, auteur van het boek ‘Comment notre monde a cessé d’être chrétien’, die gewag maakt van een complete instorting van de katholieke wereld door het Tweede Vaticaans Concilie.

Meer